Naar de content

Ter ere van het Rembrandt-jaar reconstrueerden taalkundigen van het Instituut voor de Nederlandse Taal in Leiden de taal van Rembrandt. Deze diende als basis voor de Rembrandt Tutorials: een reeks YouTube-schilderlessen door de meester zelf.

Dit jaar is het precies 350 jaar geleden dat kunstschilder Rembrandt van Rijn overleed. In het voorjaar lanceerde ING als hoofdsponsor van het Rijksmuseum daarom een reeks YouTube-schilderlessen, uitgesproken door een fictieve Rembrandt. Aan de filmpjes ging een uitgebreid taalonderzoek vooraf. Want hoe sprak men eigenlijk in de zeventiende eeuw?

Roland de Bonth en Dirk Geirnaert werken als taalkundigen voor het Instituut voor de Nederlandse Taal in Leiden. Ze maakten o.a. een online woordenlijst met 17e-eeuwse schilderstermen.

Mathilde Jansen voor NEMO Kennislink

Taalkundigen Dirk Geirnaert en Roland de Bonth zetten de teksten voor de filmpjes, geschreven door een hedendaagse schilder, om naar het zeventiende-eeuwse Nederlands. Olga van Marion, neerlandica aan de Leidse universiteit, instrueerde een Nederlands stemacteur om tot de juiste uitspraak te komen. Tot slot werd de spraak met de computer verfijnd door een team van Pittsburgh University.

Schilder-Boeck

Het was een arbeidsintensieve klus, zeggen Geirnaert en De Bonth tijdens een gesprek op het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT), gelegen aan het Rapenburg in Leiden. Een maand lang waren ze fulltime bezig met het hertalen van de teksten naar zeventiende-eeuws Nederlands. Daarvoor maakten ze vooral gebruik van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, dat digitaal beschikbaar is op de website van het INT.

Zoeken op de term ‘schilderkunst’ in de periode zeventiende eeuw levert veel materiaal op, volgens de onderzoekers. “Er komen dan allerlei citaten tevoorschijn uit schildershandleidingen die in Rembrandts tijd gebruikt werden”, aldus De Bonth. “Een aantal van die schildershandleidingen hebben we hier in onze bibliotheek.” Hij houdt een vergeeld boek omhoog: het Schilder-Boeck van Karel van Mander uit 1604. Uitgebracht twee jaar voor de geboorte van Rembrandt van Rijn in 1606.

Walruszwart

Bij bestudering van de boeken viel het de onderzoekers meteen op dat de schilderstermen erg veel afweken van het hedendaagse schildersjargon. En dat maakte het soms lastig om de moderne woorden te hertalen naar zeventiende-eeuws. Bijvoorbeeld als het gaat om verftinten: “Zinkwit bijvoorbeeld, dat bestond nog niet. Je had wel loodwit”, zegt De Bonth.
“Of neem het woord grisaille”, vult Geirnaert aan. Een grisaille of een grauwschildering is een schilderij waarop men geen natuurlijke kleuren aanbrengt maar vooral grijs- of bruintinten gebruikt. “Dat kende men in Rembrandts tijd nog niet. Men gebruikte nog het woord grauw of grauwtje.” Al dit soort woorden legden de taalkundigen vast in een speciaal woordenboekje, dat sinds deze maand online beschikbaar is.

Er staan ook termen in die nu niet meer voorkomen, omdat de verf bijvoorbeeld op andere wijze werd gemaakt. Walruszwart werd verkregen op basis van verkoold afval van walrustanden. En drakenbloed was een donkerrode harssoort die gebruikt werd als kleurstof. De Bonth: “Bij schilderen kwam zo veel meer kijken, het was echt een ambacht. Dat zie je ook in de schildershandleidingen: daarin lees je hoe je kwasten en verf kunt maken. Leerling-schilders moesten zich dit allemaal eigen maken, maar de echte meesters lieten waarschijnlijk veel aan hun leerlingen over om zich meer op de compositie van het schilderij te kunnen richten.”

“Dat was iets wat ik me eigenlijk niet eerder had gerealiseerd, dat een schilder niet alleen schilderijen maakte. Er was zoveel meer dat hij moest kunnen voordat hij echt aan de slag ging”, zegt Geirnaert.

Hy sat ende skilderde

Maar als je alleen de woorden hebt vertaald, is het nog geen zeventiende-eeuws Nederlands, benadrukken de onderzoekers. Ook de grammatica moest worden aangepast. Geirnaert: “Van een zin als ‘hij zat te schilderen’ maakten we ‘hij zat en schilderde’. Hiervoor gebruikten we onze eigen kennis van ouder Nederlands, maar we deden ook inspiratie op tijdens het lezen van citaten in het Woordenboek der Nederlandsche Taal.”

Detail uit een brief van Rembrandt van Rijn aan Constantijn Huygens.

Harvard University, Houghton Library Hyde ms. eng. 871, fol. 14

En dan de spelling. Die was eigenlijk niet relevant voor de uitspraak in de YouTube-filmpjes, maar toen de onderzoekers de tekstfragmenten los publiceerden, wilden ze toch de juiste spelling aanhouden. Daarvoor transcribeerden ze acht originele brieven van Rembrandt, die digitaal beschikbaar zijn gesteld door het Huygens Instituut voor Geschiedenis. De meeste brieven zijn gericht aan Constantijn Huygens, die secretaris was van Frederik Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau. Frederik Hendrik bestelde namelijk regelmatig schilderijen bij Rembrandt, maar de betaling kwam vaak niet of te laat. En Rembrandt vroeg dan aan Constantijn Huygens om er achteraan te gaan.

Uit de brieven konden ze afleiden welke spelling Rembrandt gebruikte, vertelt De Bonth. “Voor en schreef Rembrandt altijd ende, wat eigenlijk een beetje ouderwets was voor zijn tijd. En hij gebruikte bijvoorbeeld veel Franse leenwoorden als ordineren.” Geirnaert: “Ook viel het op dat Rembrandt dikwijls samengestelde woorden los schreef, zoals een passij stuck, ver wachten en zelfs Rem brandt.” Op typische stopwoordjes konden ze hem niet betrappen, want het waren vrij zakelijke brieven.

Moderne Amsterdammer

Toen de zes schilderlessen omgezet waren in zeventiende-eeuws Nederlands, werd een andere onderzoeker ingeschakeld om zich te buigen over de uitspraak. Olga van Marion is universitair docent aan de Universiteit Leiden en gespecialiseerd in literatuur en cultuur van de gouden eeuw. De meeste literatuur uit die periode bestaat uit toneelstukken, of ‘performance-literatuur’ zoals Van Marion het noemt: “Dat las je niet, dat hóórde je. Mijn studenten laat ik daarom veel teksten voordragen. Dan weet je pas echt hoe het klonk.” Het is dus niet gek dat Geirnaert en De Bonth voor de uitspraak bij haar uitkwamen.

Samen met emeritus-hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde Cor van Bree dacht ze na over hoe de taal van Rembrandt geklonken zou hebben. Ze keken naar zijn leeftijd, het sociale milieu waarin hij verkeerde en de regio waar hij opgroeide. “Rembrandt groeide op in een molenaarsgezin in Leiden. Maar dat Leids hebben we maar in een enkel woordje laten doorklinken. Als jonge kunstenaar verhuisde hij naar Amsterdam. We hebben er dus een moderne Amsterdammer in het midden van de zeventiende eeuw van gemaakt, die het Hollands spreekt. Dat was al ver gestandaardiseerd. De ij klonk in die tijd als ai en de sch als sk, zoals in skilderai. We denken niet dat Rembrandt met zijn internationale clientèle plat Amsterdams sprak. Hij kwam weliswaar uit een arbeidersgezin, maar ging dagelijks om met mensen die veel geld hadden. Dan ga je je daarnaar gedragen.”

Van Marion instrueerde een Nederlands stemacteur die de schilderlessen insprak. Daarna werden de audiobestanden naar Pittsburgh University verstuurd om daar met hightech-apparatuur te worden verfijnd. Een team van AI-specialisten werkt daar samen met de FBI om op basis van iemands stem een gezicht te reconstrueren. In dit project gebeurde precies het omgekeerde: op basis van zelfportretten van Rembrandt van Rijn werd zijn schedel gereconstrueerd om zo een indruk te krijgen van zijn stemgeluid. “De structuur van het gezicht vertelt veel over de structuur van de schedel”, zegt spraaktechnoloog Rita Singh in de ‘making-of’: “Daaruit kunnen we de grootte van zijn spraakkanaal afleiden.”

De Bonth: “Of de taal die we hebben ontwikkeld nou exact Rembrandt-taal is weet ik niet. Maar het is wel leuk om hem zo dicht mogelijk te benaderen.”

De ‘making-of’ van de Rembrandt Tutorials.

ReactiesReageer